‘Overal heerst chaos, wanorde en geluid maken één grote kakafonie. Slierten rook en brandende resten waaieren tussen de tanks (…) Machinegeweren maaien een denkbeeldig net van kogels over het strijdtoneel. En steeds weer die dikke deken van mist en de afschuwelijke geur van kruitdampen en brandend vlees.’ Het gaat hier niet over de beschrijving van een spannende oorlogsfilm, maar tekst van de Britse tankcommandant Ken Tout, opgetekend door stadshistoricus Bas Zijlmans in zijn boek ‘Naar de hel met tanks’. Dat boek gaat over de belevenissen van Britse strijders van Raamsdonk en Raamsdonksveer en dan met name over de tankslag die op 31 oktober 1944 bij de Lambertuskerk in Raamsdonk plaatsvond.

Operatie Pheasant

‘Operatie Market Garden’ in september 1944 was van eminent belang voor de bevrijding van Nederland ten noorden van de grote rivieren. Na het mislukken hiervan moest de Britse veldmaarschalk Montgomery zich opnieuw bezinnen op de te volgen strategie. De nogal eigenwijze Brit wilde op dat moment nog niet inzien dat de kans op een snelle opmars naar Duitsland voorbij was. Ook negeerde hij het feit dat het grootste deel van het 15e Duitse Armee onder generaal Gustav-Adolf von Zangen (1892-1964) intussen was aangekomen in Midden en West-Brabant. Dat leger zou later ingezet worden bij de Slag om de Schelde, waarna een Duitse achterhoede de geallieerde troepen nog lang bezig zou houden. Bij de bevrijdingsoorlog in de provincie Noord-Brabant speelde, naast generaal Von Zangen, ook de taaie en deskundige generaal Kurt Chill (1895-1976) met zijn Kampfgruppe (gevechtsgroep) een belangrijke rol. Om Brabant te bevrijden startte de geallieerden op 20 oktober 1944 ‘Operatie Pheasant’. Drie dagen later werd de door de geallieerden gehoopte doorbraak al duidelijk zichtbaar, toen de Duitse generaal Von Zangen besloot zijn troepen terug te trekken op de zogenoemde Stelling II; die liep in West-Brabant en de Baronie van Breda vanaf Dongen, via Breda en Roosendaal naar Bergen op Zoom. Grote delen van Brabant werden vervolgens bevrijd en de laatste hinderpaal werd gevormd door de Duitse verdedigingslinie rond de voor zowel de geallieerden als de Duitse vijand zeer belangrijke brug bij Keizersveer. Op 30 oktober naderden de geallieerden vanuit het zuidoosten Waspik, waarvan het westelijke deel urenlang onder zwaar vuur lag. Op maandag 30 oktober werden door de geallieerden Sprang, Capelle, Waalwijk en Waspik bevrijd. Net buiten Raamsdonk stuitten de Schotten op de buitenste verdediging van ‘Brückenkopf Keizersveer’. De Duitse volharding kwam door Veldmaarschalk Karl Rudolf Gerd von Rundstedt (1875-1953), die opdracht had gegeven de verovering van de bruggen over de Bergsche Maas bij Heusden en Keizersveer en de brug over de Donge in Raamsdonksveer met volledige inzet te voorkomen. Mocht dat mislukken, dan zou dat immers betekenen dat de geallieerden een oversteek konden maken naar het nog bezette deel van Nederland.

The Terrier Battle at Raamsdonk

Op 30 oktober konden de Schotten oprukken tot halverwege de Luiten Ambachtstraat. Rond 15.00 uur overschrijdt de Britse voorhoede de grens van Raamsdonk. De voorhoede wordt gevormd door vier Sherman-tanks, de 1e Troop van het B-Squadron van het 1e Northhamptonshire Yemanry en de A-Company van het 7e Argyll and Sutherland Highlanders. Tijdens de eerste aanval op Raamsdonk sneuvelden twaalf Britten. In de ochtend van 31 oktober hervatten de Britten hun opmars in Raamsdonk. Meter voor meter werden de Duitsers teruggedrongen en om 12.00 uur was het grootste deel van Raamsdonk in handen van de geallieerden. De Schotten hadden is twee dagen tijd tussen Waspik en Raamsdonk veel manschappen verloren en de overige infanteristen waren uitgeput. Besloten werd dat het 7th Pantser Regiment Black Watch de aanval zou overnemen. Zij werden daarbij ondersteund door een tankpeloton van de 1st. Northamptionshire Yeomanry. Zij doen dat met de wetenschap dat er een grote Duitse tank in de omgeving is gesignaleerd en Duitsers de omgeving ten noorden van Raamsdonk met machinegeweren en pantservuisten (bazooka’s) onder controle houden. Na een korte inleidende beschieting wordt om 16.00 uur de opmars vervolgd. In die tijd was de Maasroute nog niet aangelegd. Aan de Noordzijde van de Kerklaan lag een dijk, die dekking kon verschaffen. Het zwaartepunt van het Duitse verzet kwam in de Raadhuisstraat bij de Nederlands Hervormde Kerk ofwel de Lambertuskerk te liggen. Daar stuitte de geallieerde strijdmacht op de Schnelle Abteilung 505, die zich bij de kerk had opgesteld en aan de zuidwestzijde van de Kerklaan, nabij de overweg de 1e Panzerjäger Abteilung 256. Het zou een bikkelhard gevecht worden dat bekendstaat als ‘De tankslag bij Raamsdonk’. De omgeving van de Lambertuskerk veranderde in een slagveld met kapotte, uitgebrande en/of vastgelopen tanks, talloze lichamen van gesneuvelde soldaten en een constant gefluit van kogels en ontploffende granaten. In het informatiebulletin nr. 278 van de 51e Highland Infantry Division van 31 oktober 1944 staat over de tankslag onder de kop ‘The Terrier Battle at Raamsdonk’ te lezen: ‘(…) Als de volgende morgen het strijdtoneel wordt geïnspecteerd vertoont het een opmerkelijke aanblik; de Duitse zelfrijdende artillerie en onze eigen pantservoertuigen staan in de dichtst mogelijke positie waarin ze hun einde vonden opeen. De situatie geeft een duidelijk beeld van wat er zich precies heeft afgespeeld tijdens dit treffen; een beeld dat zelfs voor het hoogste voorstellingsvermogen van de oorlogstekenaar van Illustrated London News moeilijk zou zijn te evenaren.’

Bevrijd, maar niet vrij

Pas bij het invallen van de duisternis trekken de Duitsers zich terug en wisten de Britten door te breken. Ze maakten via de spoorlijn een omtrekkende beweging naar het westen richting Keizersveer. Daardoor werd de situatie voor de Duitsers onhoudbaar en was hun poging een bruggenhoofd te vormen ter afscherming van de Keizersveersebrug en de Dongebrug mislukt. Op 30 oktober, rond 20.00 uur, was de Dongebrug door de Duitsers al uit voorzorg opgeblazen en op 31 oktober, even voor 23.00 uur, ook de brug bij Keizersveer. Dat laatste gebeurde niet doeltreffend genoeg, zodat de brug een dag later door de terugtrekkende Duitse militairen nog ‘nachgesprengt’ moest worden. Aan de noordkant van de Bergsche Maas graven de Duitsers zich in, waardoor de rivier tot de capitulatie op 5 mei 1945 een nieuwe frontlinie vormt tussen de geallieerden en de Duitsers. Tussen de Bergsche Maas, de Biesbosch en de Merwede beschikten de Duitsers in het Land van Heusden en Altena over zestienduizend soldaten. Met andere woorden: Raamsdonk en Raamsdonksveer waren weliswaar bevrijd van de Duitsers, maar zeker nog niet vrij. De lijst van omgekomen burgers uit de toenmalige gemeente Raamsdonk in het door Bas Zijlmans geschreven boek ‘Lokale oorlogsfragmenten II’ bevestigt dat. Volgens die lijst kwamen in de twee kernen van de gemeente door oorlogsomstandigheden in totaal 41 personen om het leven. In de periode van 30 oktober 1944 tot 5 mei 1945 verliezen 22 personen uit de gemeente het leven. In totaal sneuvelden er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de voormalige gemeente Raamsdonk 104 militairen: vier Amerikanen, een Belg, een Canadees, 50 Duitsers, tien Engelsen, twee Nederlanders, elf Polen en 25 Schotten. Bij de zuidelijke ingang van de Lambertuskerk ligt een hardstenen herdenkingsmonument met daarop de naam van lt. McColl; tegen de fundering zijn plaquettes aangebracht met daarop links de namen van de bij de tankslag omgekomen Engelse strijders L.Cpl. G. Reboles, Trooper M.G. Oatley, Trooper T.H. Williams en rechts van de Schotse medestrijders Sergeant A. Foy, Private R. Duncan en Private A. Low. Zij gaven bij de Lambertuskerk in Raamsdonk hun leven voor onze vrijheid.

Tekst: Jan Hoek

Bronnen: website Raamsdonks Historie (Terry van Erp); Lokale Oorlogsfragmenten II, Bas Zijlmans 1997; Oorlogsdossier ‘Nederlandse bevrijdingsoorlog 1944-1945’, Anne Doedens & Lieke Mulder, Walburgpers 2020; boek ‘Bevrijd maar niet vrij’, Jan Hoek 2005, uitgeverij Vèrse Hoeven i.o.v. Veers Erfgoed.