In het digitale tijdperk van muziekstreaming is het een zeldzaamheid geworden om volledige albums te beluisteren, maar echte muziekliefhebbers weten dat het luisteren naar een album van begin tot eind een unieke ervaring kan bieden. In de reeks 'Vinyl Verhalen' neemt Dennis Mikhout elke week een iconisch muziekalbum onder de loep. Tijdens deze ontdekkingsreis onthult hij de verhalen achter deze albums, variërend van klassieke studiomeesterwerken tot memorabele live-opnames, ongeacht het genre en tijdperk. Deze week: Clandestino van Manu Chao.
Door: Dennis Mikhout
In 1998 verscheen een album dat op papier nauwelijks kans leek te maken om een miljoenenpubliek te bereiken. Het was grotendeels in het Spaans, doorspekt met Frans, Engels, Italiaans en Portugees, en het zat vol vreemde fragmenten, radioflarden en samples die eerder deden denken aan een reisdagboek dan aan een popplaat. Gek genoeg groeide het uit tot een wereldsucces. Het album verkocht meer dan vijf miljoen exemplaren en werd hét visitekaartje van een artiest die geen grenzen kent. En dat mag je letterlijk en figuurlijk nemen.
Voordat Manu Chao aan Clandestino begon, had hij al naam gemaakt met Mano Negra, de multiculturele punk-rockband die eind jaren ’80 en begin jaren ’90 furore maakte in Europa en Zuid-Amerika. Mano Negra stond bekend om hun energieke shows en hun mix van stijlen: punk, ska, flamenco, rock en latin.
Na het uiteenvallen van de band trok hij de wereld over. Hij reisde door Latijns-Amerika, Noord-Afrika en Zuid-Europa, speelde in kleine bars, op pleinen en in kraakpanden. Overal nam hij geluiden, melodieën en verhalen op met een draagbare recorder. Uit deze brokstukken zou uiteindelijk Clandestino ontstaan: een soloplaat die eerder voelt als het logboek van een zwerver dan als een zorgvuldig geproduceerd studioalbum.
Clandestino klinkt dan ook niet als een traditionele popplaat. Het album is opgebouwd als een mozaïek van korte liedjes, samples en fragmenten die in elkaar overvloeien als scenes in een film. Veel tracks duren niet langer dan twee of drie minuten. Er is geen klassieke opbouw van couplet en refrein, maar eerder een voortdurende stroom van indrukken. De sfeer is intiem en warm, alsof je met Chao meereist in een gammele overvolle bus door Mexico of een slapeloze nacht doorbrengt in een gruizige havenstad.
De vele talen op het album versterken dat gevoel. Chao switcht moeiteloos tussen Spaans, Frans, Engels en Portugees, alsof hij wil zeggen: deze muziek is voor iedereen, ongeacht paspoort of afkomst. Hij werkte met eenvoudige apparatuur en gebruikte veel van de opnames die hij tijdens zijn reizen had verzameld: geluiden van markten, fragmenten van radio-uitzendingen, stemmen van voorbijgangers. In een studio in Parijs werden die elementen gemixt met live-instrumenten en Chao’s karakteristieke, vaak zachte zang.
Het resultaat is een album dat bewust amateuristisch en rauw klinkt. Waar andere artiesten streefden naar een gepolijste productie, koos Chao voor ruis, imperfectie en spontaniteit. Precies dat maakt Clandestino zo levend en echt.
Twee sleuteltracks:
'Clandestino': Het titelnummer werd een anthem voor mensen, migranten, die op zoek zijn naar een beter leven, maar overal tegen muren en grenzen oplopen. Ondanks de melancholie klinkt er ook warmte en mededogen door. Het nummer werd in veel landen opgepikt als protestlied en blijft tot op de dag van vandaag actueel.
'Bongo Bong': Een heel andere kant van Chao hoor je in dit speelse nummer, dat later ook door Robbie Williams werd gecoverd. 'Bongo Bong' is luchtig en aanstekelijk, met zijn mix van reggae en ska en de eenvoudige, bijna kinderlijke tekst. Het laat zien dat Clandestino niet alleen gaat over zware thema’s, maar ook over plezier en de lichte kant van het leven ‘on the road’.
Bij de release in 1998 werd Clandestino een onverwacht groot succes. Het album raakte een snaar bij een publiek dat hunkerde naar muziek met een andere invalshoek: werelds, menselijk, en maatschappelijk betrokken. Vooral in Europa en Latijns-Amerika groeide Manu Chao uit tot een cultfiguur.
Na het onverwachte wereldsucces had Manu Chao eenvoudig de weg naar de grote podia en hitlijsten kunnen blijven volgen. Maar in plaats van zich te settelen als internationale popster koos hij voor een radicaal andere weg.
Hij bleef reizen, door Latijns-Amerika, Europa en Afrika en trad vaak op in kleine clubs, op straathoeken of tijdens lokale festivals. Soms speelde hij onaangekondigd op pleinen of in kraakpanden, zonder ticketverkoop of publiciteit. Tot op de dag van vandaag is Manu Chao een muzikale nomade gebleven. Voor zijn fans is dat juist de kern van zijn aantrekkingskracht: een artiest die zich niet laat vangen door commercie, maar die trouw blijft aan het idee dat muziek overal thuis is of dat nu op een festivalweide is, of op een straathoek in Barcelona.