In de jaren tussen 1794 en 1814, de Bataafs-Franse tijd genoemd, kenmerkten zich door grote maatschappelijke en politieke veranderingen. Zo werden bijvoorbeeld de burgerlijke stand, de posterijen en de verplichte dienstplicht (conscriptie) ingevoerd, evenals de eerste Grondwet, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en kwam er een eenheid van belastingen tot stand. Ook kwamen er onder meer verplichte achternamen, voor wie ze nog niet had, huisnummers waar ze nog niet bestonden en standaard inhouds- en oppervlaktematen. De regelingen beoogden enerzijds een ambtelijke vereenvoudiging en anderzijds eenduidigheid ten behoeve van de burgers. In dit kader past ook de invoering van het kadaster: een systematische perceelsgewijze beschrijving van grondeigendom en cultuurtoestand. Het kadaster vond zijn oorsprong om tot een rechtvaardige en gelijkvormige methode te komen tot heffing van een belasting op onroerend goed. Daarnaast gaf het de eigenaren het voordeel van meer rechtszekerheid. Met de inlijving van het koninkrijk Holland bij het keizerrijk Frankrijk in 1810 werd in het huidige Nederland een begin gemaakt met de opmetingen ten behoeve van het kadaster. Na het vertrek van de Fransen in 1813 is men in Nederland op de ingeslagen weg voortgegaan. In 1832 waren de metingen voltooid en kon het kadaster in gebruik worden genomen, met uitzondering van de provincie Limburg, die volgde in de jaren 1837-1844. Het kadaster start ging op 1 oktober 1832 van start in 54 vestingen. In 1994 verscheen ‘Geertruidenberg in 1832’, als eerste in een reeks van kadastrale atlassen in de provincie Nood-Brabant, een uitgave van de Stichting Kadastrale Atlas Noord-Brabant. Het zijn veelzijdige historische bronnen en geven een gedetailleerd beeld van steden, zoals Geertruidenberg, in die tijd.
OAT’s en minuutplans
Het plan van driehoeksmeting van Geertruidenberg is door landmeter der 1e klasse J.A. Knaap opgemaakt in 1820. Hiervoor had hij het grondgebied van de vestingstad verdeeld in 19 driehoeken. Veel voorbereidend werk was noodzakelijk alvorens het kadaster in 1832 kon functioneren. De hoofdtaken waren: het verrichten van de meting en het in kaart brengen ervan, het bepalen van de grootte van de percelen, het opsporen van de eigenaren, de schatting van het belastbaar inkomen van de percelen en het verzamelen van de gegevens in registers. De basis van de kadastrale administratie bij de invoering in 1832 vormden de zogenaamde ‘Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels’ (OAT’s) en de ‘minuutplans’. De OAT vermeldt de eigenaar van elk perceelnummer binnen een sectie ofwel een deel van de gemeente. Van de eigenaar worden tevens diens woonplaats en beroep vermeld en verder gegevens die verband houden met de belastingheffing, zoals oppervlakte van het perceel en het gebruik, zoals bijvoorbeeld huis, bouwland, tuin, oven, brouwketel en/of gebouw. De ‘minuutplans’ zijn de oorspronkelijk getekende kaarten waarop alle eigendommen zo getrouw mogelijk op schaal zijn weergegeven volgens de situatie van 1 oktober 1832, de datum van de invoering.
Voortbrengselen van den grond
De beschrijving van de kadastrale gemeente Geertruidenberg is door landmeter der Eerste Klasse H. van Dijk op papier gezet. Hij schreef in een soms onnavolgbare stijl: ‘De gemeente Geertruidenberg is gelegen aan de rivier de Donge (de landmeter schrijft overigens steeds de Donga) omtrent 17 mijlen ten noord-oosten van Breda hare hoofdplaats van Arrondissement en 37 mijlen ten westen van ’s-Hertogenbosch hoofdplaats der Provincie. Deze gemeente is van alle groote wegen afgescheiden, die van Brussel naar Amsterdam loopt, even over de Rivier de Donge, en hare nabijheid, en heeft de stad door eene overvaart met Pont en Booten geregeld. Zij heeft slechts weinige buurtwegen doch die best onderhouden en daarom te allen tijde met gewone vrachten kunnen bereden worden. De oppervlakte van den grond is over het algemeen genomen gelijk, alleen de Stad Geertruidenberg ligt op een zachte helling, waaraan zij waarschijnlijk hare naam verschuldigd en tevens hare vernieling van de overstroming in 1421 (de Sint-Elisabethvloed, red) ontkomen is. De bouwlanden uit klei bestaande zijn van goede kwaliteit en worden tamelijk zorgvuldig in groote, middelbare en kleine massen verbouwd. De weilanden van den zelfden aard als de bouwlanden, doch iets lager, dienen ten deele tot vetweijerijen (puur gericht op de vleesproductie, red). De hooilanden brengen meer voort dan voor de consumptie benodigd is, waarvan de overvloed ten deele in den handel gebragt naar Holland vervoerd. De gesloopte vestingwerken worden thans grootendeels als bouwlanden gebezigd terwijl de vestingen zelve als de minst voortbrengende eigendommen kunnen aangemerkt worden. De voortbrengselen van den grond bestaan in Tarwe, Rogge, Gerst, Haver, Boonen, Aardappelen, Vlas, Zaad, Klaver, Riet, Biezen, Groenten en Boomvruchten doch in zoodanige geringe hoeveelheden, dat men deze voortbrengselen niet onder de gewone opvolging van bebouwing heeft kunnen begrijpen. Er worden enkele paarden ook geschikt voor den landbouw aangefokt. Hoornvee tamelijk schoon genoegzaam voor de behoefte, doch onvoldoende voor de Vetweijerijen.’
Takken van nijverheid der Inwoners
‘De takken van nijverheid bestaan voornamelijk in den Landbouw, de Zalmvisscherij op den Biesbosch, eenige weinige Trafieken (handelsverkeer, red) en fabrieken, de geringe binnenlandsche Handel en Scheepvaart, welke door eene gegravene haven, communicatie met de Donge hebbende, begunstigd wordt. Er bestaat een Windgraanmolen zeer hecht in steen gebouwd, goed onderhouden, en met gaanderij, de zelve heeft drie koppelen steenen waarvan twee gelijktijdig kunnen werken, is zeer gunstig ter Wind staande en voordelig gelegen. Een Ros-Moutmolen alleen tot gerief van des eigenaars brouwerij dienende is in een klein doch goed onderhouden steenen lokaal geplaatst, heeft slecht één koppel steenen. Twee Ros-Grutmolen bij der zelver eigenaren in gebruik, hebbende elk een koppel steenen tot het breken der boekweit en een paar tot het malen der grutten en zijn beid in steenen benedenlokalen geplaatst. Er bestaan 6 Bierbrouwerijen waarvan 3 buiten werkzaamheid zijn. Eén brouwerij buitengewoon hecht en goed onderhouden steenen gebouw, met een roerkuijp groot 51:50, een ketel van 67:54 en een van 61:10, 3 koelbakken benevens mouterij tot eigen gerief. Men maakt daarin omtrent 1800 vaten beslag voor goed Bruin Bier dat veelal in den omtrek geconsumeerd worden. Een andere brouwerij in een ruim en tamelijk onderhouden steenen gebouw met slechts geringe mouterij en men maakt jaarlijksch 800 vaten beslag voor goed Bruin Bier dat veelal in Holland geconsumeerd wordt.’
Kadaster en topografie
In 1832 viel het Kadaster onder het ministerie van Financiën; tegenwoordig onder het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het Kadaster registreert van al het vastgoed (grond en gebouwen) in Nederland wie welke rechten heeft. Op 18 februari 1815 werd het Topografisch Bureau opgericht. Later ging het Bureau verder onder de naam Topografische Dienst en werd het onderdeel van het ministerie van Defensie. Het woord ‘topografie’ komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘plaatsbeschrijving’. In 2004 ging de Topografische Dienst samen met het Kadaster en werd jarenlange topografische en kadastrale ervaring en kennis gebundeld in één organisatie; het houden van openbare registers en het bijwerken van de Basisregistratie Kadaster en Basisregistratie Topografie is hun wettelijke taak. Boven de grond registreert het Kadaster gegevens van woningen, schepen, luchtvaartuigen, percelen en wegen. Onder de grond doen ze dat voor netwerken van kabels en leidingen.
Tekst: Jan Hoek
Bron: Kadastrale Atlas ‘Geertruidenberg in 1832’. Uitgave van de Stichting Kadastrale Atlas Noord-Brabant 1994, waarin samenwerken het Rijksarchief in Noord-Brabant, het Kadaster in de provincie Noord-Brabant, Stichting Brabants Heem, Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, de Kring van Archivarissen in Noord-Brabant en de Historische Vereniging Brabant. De Kadastrale Atlas ‘Geertruidenberg in 1832’ is destijds financieel mogelijk gemaakt door de gemeente Geertruidenberg, het Anjerfonds Noord-Brabant, het Provinciebestuur van Noord-Brabant en de PNEM.
